- min
- min1{{/term}}〈de〉1 [negatieve waarde] valeur 〈v.〉négative2 [minteken] moins 〈m.〉♦voorbeelden:1 er zijn minnen en plussen in deze zaak • dans cette affaire, il y a du pour et du contretien punten in de min staan • avoir dix points de moins que le niveau requistien gulden in de min staan • avoir un découvert de dix florins2 zij heeft op haar rapport voor tekenen een zeven min • sur son bulletin, elle a treize et demi sur vingt en dessin————————min2, minne{{/term}}〈de〉1 nourrice 〈v.〉————————min3{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [gemeen] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 bas/basse; 〈bijwoord〉 bassement2 [weinig] 〈bijwoord〉 peu3 [nietig, zwak] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 médiocre4 [negatief] 〈bijwoord〉 moins⇒ au-dessous de zéro5 [natuurkunde] 〈bijwoord〉 au pôle négatif♦voorbeelden:1 een minne streek • un mauvais touriemand min behandelen • traiter qn. de façon méprisable2 zij is (net) zo min verlegen als ik • elle est aussi peu timide que moizo min mogelijk fouten • le moins de fautes possible3 te min zijn voor iemand • ne pas être assez bien pour qn.4 de thermometer staat op min 10° • le thermomètre est à moins dix (degrés centigrades)¶ ergens min over denken • mésestimer qc.min of meer • plus ou moins————————min4{{/term}}〈voorzetsel〉1 moins♦voorbeelden:1 tien min drie is zeven • dix moins trois égalent sept
Deens-Russisch woordenboek. 2015.